Artrodese betekent het vastzetten van een gewricht. De
beschadigde gewrichtsvlakken en het resterende kraakbeen worden
weggenomen en de botuiteinden worden aan elkaar vastgezet met
behulp van schroeven. Soms wordt bot uit de bekkenkam genomen dat
tussen deze botuiteinden wordt geplaatst. De botuiteinden kunnen zo
beter aan elkaar vastgroeien.
Door de enkelartrodese groeien het scheenbeen en kuitbeen aan het
sprongbeen vast. Het gevolg is dat de enkel blijvend beperkt
bewogen kan worden.
De orthopeed maakt een huidsnede van 15 cm aan de buitenkant
(soms aan de voorkant) van de voet/enkel. Het scheenbeen en
kuitbeen worden tijdens de operatie aan het sprongbeen vastgemaakt
met behulp van schroeven en soms met behulp van een stukje bot uit
uw bekkenkam (cristabot).
Afwijkende stand
Het kraakbeen van de gewrichtsvlakken wordt verwijderd.
Eventueel haalt de arts aan één kant meer bot weg om een afwijkende
stand te kunnen corrigeren. De botstukken worden op zo'n manier
vastgezet dat ze niet meer kunnen bewegen en dat ze aan elkaar
vastgroeien.
De operatie duurt ongeveer 90 minuten.
Het duurt 9 tot 12 weken voordat de botuiteinden aan elkaar zijn
gegroeid. Daarom is na de operatie 3 maanden onderbeengips nodig.
Van deze 3 maanden mag de eerste 6 weken de voet niet worden
belast.
Röntgenfoto's van voor- en zijaanzicht van een
enkelartrodese