Het proximale interphalangeale (PIP) gewricht is het tweede
vingergewricht vanaf de vingertop (afbeelding 1). Het is een
scharniergewricht en heeft een sleutelrol in de grijpfunctie.
In een gezond gewricht worden de uiteinden van de botten, de
gewrichtsoppervlakken, bedekt met kraakbeen. Daardoor kunnen de
botten soepel en pijnvrij over elkaar bewegen. Als het kraakbeen in
een vingergewricht ernstig is versleten, leidt dit tot een
pijnlijke vinger en verminderde beweeglijkheid (zie ook artrose van
de hand en pols). Het plaatsen van een vingerprothese kan een
oplossing zijn.

Afbeelding 1: de plaats van het proximale interphalangeale
(PIP) vingergerwicht is met een witte pijl aangegeven.
Korte omschrijving
Bij het plaatsen van een PIP vingerwicht prothese wordt het
versleten vingergewricht vervangen door een kunstgewricht. Er
bestaan twee typen PIP prothesen. Prothesen van siliconenrubber die
uit één stuk bestaan met in het midden een scharnierpunt
(afbeelding 2 en 3) en prothesen die uit twee delen bestaan, de
zogenaamde ongekoppelde prothesen (afbeelding 2).

Afbeelding 2: links een zij- en vooraanzicht van een PIP
prothese uit één stuk van siliconenrubber en rechts een
zij/vooraanzicht van een ongekoppelde PIP prothese uit twee
delen.

Afbeelding 3: röntgenfoto's na het plaatsen van de siliconen
PIP prothese, voor- en zijaanzicht.
Reden van operatie
Slijtage (artrose) van het proximale interphalangeale (PIP)
gewricht van de vinger(s) met pijn en functie beperking (zie ook artrose van de hand en pols). De
slijtage kan veroorzaakt zijn door ouderdom, door reumatoïde
artritis, of door een ongeval. Bij ernstige slijtage van het PIP
gewricht van de vinger(s) kan zowel het vastzetten van dit
specifieke vingergewricht als het plaatsen van een kunstgewricht de
oplossing zijn. In overleg met u wordt de meest geschikte
behandeling gekozen. De keuze is o.a. afhankelijk van de mate van
slijtage en uw wensen ten aanzien van beweeglijkheid en
belastbaarheid van de vinger en hand. In het algemeen kunnen
ongekoppelde PIP prothesen niet worden geplaatst bij ernstige
standafwijking en instabiliteit van het gewricht. De wijsvinger
komt meestal niet in aanmerking voor het plaatsen van de PIP
prothese. Het vastzetten heeft dan de voorkeur vanwege de meer
stabiele en steviger grijpfunctie en sleutelgreep na de
operatie.
Operatie
Vooraf aan de operatie wordt u kort opgenomen op de afdeling. De
operatie vindt plaats op een operatiekamer en gebeurt onder
plaatselijke verdoving van de arm (of onder lokale verdoving). De
plaatselijke verdoving van de arm gebeurt door middel van een prik
in de oksel of onder het sleutelbeen. Vooraf aan de operatie wordt
antibioticum gegeven om ontstekingen te voorkomen.
Operatietechniek
Er wordt een huidsnede (incisie) gemaakt aan de bovenkant van de
vinger. Via deze incisie wordt het vingergewricht vrijgelegd. De
versleten gewrichtsoppervlakken worden zodanig afgezaagd dat er
voldoende ruimte is voor het plaatsen van de prothese en zodat er
weer een rechte stand van de vinger wordt verkregen. De juiste maat
prothese wordt gekozen en de prothese wordt met de uiteinden
(steeltjes) vastgezet in de vingerkootjes (afbeelding 2). Hierna
worden de banden en pezen rondom het gewricht zorgvuldig gesloten.
De huid wordt met oplosbaar hechtmateriaal gesloten. Direct na de
operatie wordt een gips om de vingers en hand aangebracht.
Na de operatie:
U mag dezelfde dag naar huis. De hand moet goed hoog gehouden
worden. Dit vermindert de zwelling van de vinger die door de
operatie is ontstaan en vermindert zodoende ook het stijf worden
van het gewricht.
Nabehandeling en Resultaat
Na de operatie heeft u een gips om de vinger en hand. Na circa
2-3 dagen komt u terug op de polikliniek en krijgt u een afneembare
rustspalk en eventueel ook een oefenspalk die bewegen en buigen van
de vingers toestaat. Nadat de spalken zijn gemaakt, begint u onder
begeleiding van een handtherapeut/fysiotherapeut het buigen en
strekken van de vingers te oefenen. Dit gebeurt volgens een vast
schema.
Door vroeg te starten met oefenen, proberen we het ontstaan van
verklevingen van de pezen en stijfheid van het gewricht te
voorkomen. Begonnen wordt met onbelaste actieve oefentherapie
zonder hierbij de strekpees te belasten. Na circa 6 weken wordt
begonnen met belast (functioneel) gebruik van de vinger en met
gedoseerde krachtoefeningen. Het dragen van de spalk wordt
geleidelijk afgebouwd. Na 10-12 weken is de spalk niet meer nodig
en is meestal voldoende beweeglijkheid en kracht aanwezig om de
meeste dagelijkse werkzaamheden te hervatten.
Na de revalidatieperiode zal de pijn van voor de operatie
grotendeels zijn verdwenen. De beweeglijkheid van de vinger na het
plaatsen van een vingerprothese hangt o.a. af van de mate van
beweeglijkheid voor de operatie. Over het algemeen is de
beweeglijkheid na de operatie toegenomen en ruim voldoende om de
diverse activiteiten te doen. De beweeglijkheid is echter wel
enigszins minder dan van een normaal gezond PIP gewricht. Zware
belasting wordt afgeraden.
Risico's
Zoals bij alle operaties kunnen complicaties als wondinfectie en
nabloeding optreden. De kans is echter klein en ze kunnen vrijwel
altijd goed worden behandeld. Het optreden van dystrofie ofwel CRPS
(Chronisch Regionaal Pijn Syndroom) is zeldzaam. Vroegtijdige
onderkenning en behandeling is gewenst om functiestoornissen te
voorkomen.
Een specifieke complicatie van de ongekoppelde PIP prothese is
instabiliteit en het uit de kom schieten. De kans is zeer klein,
maar als dit gebeurt, is het verrichten van een aanvullende
operatie voor het verkrijgen van meer stabiliteit of het vervangen
van de ongekoppelde PIP prothese door een siliconen PIP prothese
uit één stuk gewenst.
Zoals bij alle kunstgewrichten kan ook de PIP prothese op
termijn slijten en loslaten. Opvallend is dat daarbij vaak relatief
weinig pijnklachten ontstaan. Het opnieuw plaatsen van een prothese
of het vastzetten van het gewricht (artrodese) is dan te
overwegen.
Tot slot
Voor meer informatie kunt u een afspraak maken op het Haga Hand-
en Polscentrum of de polikliniek Orthopedie via nummer 070 -
2106398.