“Als ze vraagt hoe de dienst is geweest, barst ik in tranen uit”

06 april 2020

Kinderverpleegkundige Saskia van Dongen (26) krijgt de vraag of zij twee avonddiensten wil bijspringen op de COVID-afdeling van het HagaZiekenhuis. Saskia, die in het verleden op een longafdeling voor volwassenen werkte, aarzelt geen moment. Mentaal hebben de diensten echter een grotere impact dan ze van tevoren had kunnen voorzien.

Dag 1

Alweer drie jaar werk ik in het Juliana Kinderziekenhuis. Maar nu komt de vraag of wij als kinderverpleegkundigen de COVID-afdelingen in het HagaZiekenhuis bij willen staan. Daar hoef ik eigenlijk geen moment over na te denken: natúúrlijk doe je dat. Natúúrlijk help je je collega’s die de benen uit hun lijf rennen. Natúúrlijk zet je je in om de COVID-afdeling draaiende te houden en patiënten te helpen en bij te staan. Maar wat staat me te wachten? Ik vind het best spannend om mijn eerste avonddienst op een COVID-afdeling te draaien.

Ik kom te werken op afdeling B. Daar komen alle mensen terecht met een verdenking op COVID-19. Zodra de uitslag bekend is, worden ze overgeplaatst. Zijn ze besmet, dan gaan ze naar afdeling A. Zijn ze niet besmet, dan gaan ze naar een andere afdeling. Een duidelijke werkwijze, strakke structuur en veel patiëntwisselingen.

De vaste verpleegkundige van de afdeling geeft mij een rondleiding. Ze vertelt wat mij te wachten staat. Dat het ziektebeeld onvoorspelbaar is en dat het snel kan gaan. Iemand die vandaag nog praatjes voor tien heeft, kan zomaar de volgende dag overleden zijn. Door de ervaringen van afgelopen dagen weten zij al snel welke patiënt het gaat redden en welke patiënt waarschijnlijk niet.

Er wordt een mevrouw op de afdeling gebracht. Haar dochter komt mee om spulletjes te brengen. Ze kust haar moeder tot ziens en zegt dat ze haar hopelijk snel weer thuis ziet. Dan moet ze de afdeling meteen weer verlaten. Later op de dag wordt de patiënte overgeplaatst naar afdeling A. Mijn collega vertelt mij dat deze mevrouw echt ziek is en het waarschijnlijk niet gaat redden. Dat voelt zwaar en is voor mij moeilijk te verteren.

Dag 2

Als mijn leidinggevende aan mij vraagt hoe het met mij gaat en hoe de dienst is geweest, barst ik in tranen uit. Nu pas besef ik hoeveel impact dit op mij heeft. De werkzaamheden op de afdeling zijn goed te doen, maar het mentale stukje is echt zwaar. En dan heb ik pas één dag gehad.
Mijn unithoofd zegt dat er nog andere verpleegkundigen zijn die op die afdeling kunnen helpen als het niet gaat. Ik spreek met haar af om de tweede avonddienst even aan te kijken. Ik mag haar morgen weer bellen om te vertellen hoe de dienst is geweest.

Als ik ’s avonds op de afdeling kom, word ik al herkend door een paar collega’s. Dat is leuk. Ik weet de weg nu ook een beetje te vinden. De patiënten die er gisteren lagen, liggen er nog steeds. Pfieuw, zo snel gaat het gelukkig dus niet!

Eén patiënt is in de avond overleden. Ze was oud en op ... geen COVID, maar gewoon klaar om te gaan. Ik help mijn collega om haar netjes in bed te leggen, handen op haar buik. Dekens netjes recht. Dit is het laatste wat wij voor haar kunnen doen. Rust zacht en maak er een mooie reis van, zeg ik in gedachten tegen haar.

 

Naar het overzicht