Veelgestelde vragen voor verwijzers

Nacontroles vinden 1 dag en 4 weken na de operatie plaats. Na de laatste controle verwijzen wij de patiënt naar uw spreekuur terug.

Afhankelijk van de aard van de aandoening en het beloop kunnen wij ook adviseren de patiënt op een bepaalde termijn een afspraak bij u te maken. Ook kunnen wij adviseren om alleen een afspraak te maken bij klachten.

Woont de patiënt ver bij het HagaZiekenhuis vandaan? Dan kan de controle op dag 1 eventueel ook bij u, de verwijzer, plaatsvinden. Geef in de verwijsbrief aan of u voor deze optie kiest.

U ontvangt altijd schriftelijk bericht na een eerste consult, na een operatie en bij terugverwijzing. De huisarts ontvangt een kopie van het operatiebericht en de terugverwijzing.

Klik hier voor uitgebreide informatie over chirurgische indicaties.

Spoedverwijzing

  • netvliesloslating buiten de vaatboog
  • netvliesloslating met afliggende macula
  • submaculaire bloeding
  • glasvochtbloeding met onbekende oorzaak
  • dropped nucleus

Klik hier om een spoedverwijzing te maken.

Direct verwijzen

  • endophthalmitis
  • trauma
  • recente netvliesloslating tot binnen de vaatboog met aanliggende fovea

Reguliere verwijzing op korte termijn

  • recent maculagat (visus van 0,4 of meer)
  • dichte glasvochtbloeding bij diabetes mellitus
  • actieve neovascularisatie bij diabetes mellitus

Klik hier om een reguliere verwijzing te maken.

Na een vitrectomie bij patiënten boven de 55 jaar ontwikkelt zich vaak snel cataract. Als er nog geen cataract aanwezig is zal meestal binnen twee jaar een cataractoperatie nodig zijn. Door de vitrectomie en zeker i.c.m. gas wordt cataractformatie bespoedigd. Bij patiënten met diabetes duurt het optreden van cataract vaak langer.

Een andere reden om gecombineerd te opereren is het verhoogde risico op per- en postoperatieve complicaties bij een cataractoperatie na een eerder verrichte vitrectomie. Bij zowel cataract en pucker is het niet altijd duidelijk welke van beiden op de voorgrond staat. Soms kan het advies zijn om eerst de cataractoperatie te verrichten.

Er kunnen dus bij patiënten ouder dan 55 jaar goede argumenten zijn om voor of tijdens de vitrectomie een phako te verrichten. Bij diabeten met heldere lenzen is er vanwege de trage cataractontwikkeling reden voor terughoudendheid.

Op de verwijsformulieren kunt u uw voorkeur aangeven voor het cataractbeleid. Wij houden daar dan zoveel mogelijk rekening mee. De alternatieven zijn:

  • Niet van toepassing. Bijvoorbeeld als er sprake is van een dropped nucleus.
  • Is pseudofaak of afaak.
  • De verwijzer verricht de phako voor de vitrectomie. Bijvoorbeeld bij een pucker of bij floaters, maar ook bij een maculagat. Bij een maculagat moet een en ander wel strak gepland worden om niet te veel tijd te verliezen. De vitrectomie kan zo nodig vlak na uw phako plaatsvinden.
  • Gecombineerde phako-vitrectomie. U laat de phako aan ons over.
  • De verwijzer verricht de phako na de vitrectomie. Dit is bijvoorbeeld een goede keuze als er nog weinig cataract is en er na een phako met een emmetrope IOL keuze anisometropie zou ontstaan.

Operaties worden in principe onder sub-Tenon verdoving gedaan, behalve als de patiënt zelf kiest voor narcose.

Gaat het om een spoedverwijzing? En is er twijfel over de anesthesievorm? Adviseer dan de patiënt om nuchter te blijven.

Wij registreren pre-, per- en postoperatieve gegevens in een databas voor follow-up. De behandelresultaten en complicaties evalueren we continu. Deze informatie gebruiken we onder meer om patiënten voor een operatie voorlichting op maat te geven.

Alle operaties kunnen onder lokale anesthesie en in dagbehandeling worden verricht. Voor vitrectomieën wordt standaard een 25 G systeem gebruikt. U vindt de belangrijkste resultaten en complicatierisico’s per diagnose vermeld onder de chirurgische indicaties. Voor een standaard electieve vitrectomie zijn de complicaties vergelijkbaar met die van een phako:  < 0,3 % ablatio, < 0,1 % endophthalmitis.

Versnelde ontwikkeling van cataract bij fake patiënten wordt niet als complicatie maar als een bijwerking gezien.

Antistollingsmedicatie hoeft niet gestaakt te worden. Als een patiënt onder controle van de trombose dienst staat, dan valt deze voor achtersegementoperaties in het zo genaamde lage bloedingsrisico: een INR 2.5-3.5 is een acceptabele waarde.

Vitamine K Antagonisten, te weten Marcoumar, Sintrom en Coumadin kunnen gewoon gecontinueerd worden.